Door allerlei, deels onbekende oorzaken is er in Nederland een onrustbarende vermindering van een aantal der roofvogels. Volgens J. Rooth (1964) gaan van de 14 inheemse roofvogels er 7 achteruit. Volgens J. O. Thate (1964) zijn rationalisatie in de bosbouw (houtopstanden worden tot diep in het broedseizoen gekapt), rationalisatie in de landbouw, gepaard met het gebruik van pesticiden, alsmede de verontrusting door recreatie debet aan de huidige stand van zaken. Vooral in streken waar intens gebruik wordt gemaakt van bestrijdingsmiddelen is de achteruitgang schrikbarend. Een vrij recent voorbeeld hiervan is de in 1966 toegebrachte schade aan de buizerdstand in de provincie Drente door het gebruik van zaadontsmettingsmiddelen. De spaarzame gegevens van een landelijke verspreiding der broedbestanden hebben de behoefte doen ontstaan om over een aantal jaren een totaalinventarisatie te verrichten. De verzamelde gegevens kunnen dan de basis vormen tot het herzien van de huidige regelingen voor het gebruik van pesticiden. In dit eerste inventarisatie} aar werd de medewerking verkregen van 60 medewerkers (werkgroepen als één medewerker gerekend). Het broedseizoen heeft 61 broedgevallen opgeleverd. De onzekere broedgevallen zijn niet in dit verslag opgenomen. Hierover zal nader worden ingegaan in het eindverslag.