In 1967 werden ongeveer tachtig nieuwe medewerkers voor het onderzoek naar het voorkomen van de torenvalk verkregen. Er werden enkele honderden nieuwe broedgevallen gemeld. Het minimum aantal broedgevallen voor 1966 en 1967 bedraagt 684 paar. Dit getal omvat broedgevallen of waarnemingen die zeer waarschijnlijk betrekking hebben op broedgevallen. Een torenvalk, die b.v. in 1966 op de Westerkerk te Amsterdam broedde en dit in 1967 herhaalde werd als 1 broedgeval gerekend. Op deze manier werden dubbeltellingen zoveel mogelijk vermeden. Het blijkt over het algemeen dat de broedplaatsen van 1966 ook in 1967 werd bezet. Uit brieven van vele medewerkers is op te maken dat de laatste 2 a 3 jaren het aantal torenvalken betrekkelijk constant is. De achteruitgang heeft zich vooral voorgedaan tussen 1955 en 1965.