Voor de hier te lande door het I.T.B.O.N. georganiseerde waterwildtellingen bezoeken wij sinds het najaar van 1963 in het winterhalfjaar regelmatig de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. Sinds het najaar van 1964 wordt de polder het Oude Land van Strijen eveneens bezocht. Beide polders liggen in de Hoeksewaard. Vóór 1963 bezochten wij alleen de Heerlijkheid, en dan nog incidenteel. Tijdens deze excursies werd in de eerste plaats het waterwild in deze gebieden zo nauwkeurig mogelijk geteld. Bovendien werd aandacht besteed aan het voorkomen van andere vogelsoorten en wel speciaal aan de steltlopers en aan de stootvogels. De niet voor het publiek toegankelijke Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen, in het vervolg gemakshalve „de Heerlijkheid” te noemen, heeft een oppervlakte van ca. 1700 ha. Het gebied strekt zich zowel ten westen als ten oosten van Numansdorp uit langs het Hollands Diep over een afstand van ca. 11 kilometer. Slechts enkele wegen doorkruisen de soms zeer uitgestrekte kavels bouwland, die onderling door houtwallen van elkaar zijn gescheiden. Een enkele opstal voor agrarische doeleinden vormt de bebouwing in het gebied; voorts is er een eendenkooi. Langs een groot gedeelte van de Heerlijkheid vinden we buitendijks een uitgestrekt gorzen en slikkengebied dat, tot de definitieve afsluiting van het Haringvliet, nog onder invloed staat van de getijden. Op sommige plaatsen wijkt het Hollands Diep bij eb enkele honderden meters uit de buitendijk, waarbij een brede slikstrook vrijkomt. De buitendijkse strook is maximaal ca. 150 meter breed; lisdodden, riet, biezen en hier en daar een lage wilgenopslag vormen hier de typerende begroeiiing. Aan de oostzijde worden de buitendijkse gronden van de Heerlijkheid begrensd door de belangrijke, uitgestrekte griendcomplexen van het Land van Essche en de Zeehondenplaat.