In vrijwel alle delen des lands zijn in de eerste dagen van augustus notenkrakers gesignaleerd. Op enkele plaatsen werden ook gestorven exemplaren aangetroffen, waaruit bleek dat we te doen hebben met de west-Siberische vorm van deze vogelsoort. Het is, op het ogenblik dat we dit schrijven, niet mogelijk en ook zinloos, om een opsomming te geven van de plaatsen, waar notenkrakers werden gezien. Wel hopen we, dat ieder die deze merkwaardige, fraaie vogels te zien krijgt, daarvan nauwkeurig aantekening zal houden en de gegevens zal willen opzenden aan Drs. J. Wattel, Zoölogisch Museum der Universiteit van Amsterdam (Plantage Middenlaan 53). Deze houdt zich ook aanbevolen voor toezending van dood gevonden exemplaren, die men ook kan zenden aan het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (Raamsteeg 4, Leiden). Over het algemeen werden slechts solitaire exemplaren of aantallen van twee of drie stuks gezien. Vrijwel alle waarnemers maken melding van zeer grote vertrouwelijkheid, die vaak het gedrag van uit noordelijke streken afkomstige vogels kenmerkt (franjepoten, morinelplevieren, pestvogels e.a.). Een door velen bekeken en gefotografeerd exemplaar in het Amsterdamse Bos liet zijn bewonderaars tot op een meter afstand naderen. Deze vogel hield zich vooral op gazons op, waar hij wormen ving, maar ook hommels, wespen en vliegen. Bij vroegere invasies, waarvan die van 1917 op 21 september pas begon, werd steeds een opvallende voorkeur van de notenkrakers vastgesteld voor hazel- en andere noten en voor bessen. De in augustus aangekomen vogels bleken zich vooral op dierlijk voedsel te concentreren. Een exemplaar dat in het bezit kwam van het Zoölogisch Museum te Amsterdam bleek bij onderzoek een muis in de maag te hebben. Dit exemplaar had trouwens geprobeerd een jong waterhoen te grijpen en werd door het oude waterhoen beetgepakt en onder water geduwd, waardoor de notenkraker om het leven kwam!