Er is reden om in dit nummer uiting te geven aan drievoudige vreugde. Wat aanleiding was tot een omvang, die wat groter is dan we ons gewoonlijk kunnen veroorloven. En tevens, door oorzaken buiten de macht van de redactie, tot een later verschijnen van dit nummer, dan we hadden gehoopt en verwacht. De eerste reden tot vreugde is, dat het op 1 januari precies zeventig jaar geleden was, dat de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels werd opgericht. Nog juist in het laatste jaar van de vorige eeuw en precies tien jaar, nadat in Engeland de Royal Society for the Protection of Birds werd opgericht. Zowel daar als hier waren de initiatiefneemsters groepjes dames, die zich bezwaard voelden door de hoge tol die de mode en dan in het bijzonder de met veren versierde hoeden, van de vogelwereld hieven. Hoewel internationale contacten toen schaarser waren dan thans, zal de paralel wel niet toevallig zijn geweest. We mogen wel aannemen, dat de R.S.P.B. model heeft gestaan voor de N.V.B.V., zoals ook de latere ontwikkeling vrijwel parallel is gegaan en er nog steeds goede contacten zijn tussen beide organisaties. In beide gevallen werden de initiatiefneemsters vooral geleid door gevoelsargumenten en als we ons verder tot Nederland beperken kan gezegd worden, dat het tien jaar heeft geduurd eer meer verstandelijke overwegingen, gegrond op groeiende wetenschappelijke kennis en inzichten, de overhand kregen. In 1909 werd Jhr. W. H. de Beaufort benoemd tot secretaris en verschenen ook de namen van Mr. P. G. van Tienhoven en Jac. P. Thijsse in de jaarverslagen. Men begon met het propageren van nestkasten, wijdde aandacht aan het vuurtorenprobleem en uit een organisatie ter voorkoming van dierenleed groeide een vereniging die streeft naar het behoud van een niet alleen talrijke, maar vooral ook rijk geschakeerde vogelwereld.