De heer Bloesch geeft in zijn betoog weer, dat hij door het verdwijnen van de ooievaar als broedvogel uit Zwitserland er toe gekomen is de ooievaar in gevangenschap tot broeden te brengen en de aldus verkregen nakomelingschap dit weer in vrijheid te laten doen. Voor dit doel werden uit ooievaars-rijke streken vogels ingevoerd. Niettegenstaande vele mislukkingen gedurende 8 jaren van het experiment heeft Bloesch door zijn grote toewijding en zijn op de duur verkregen grote ervaring goede resultaten verkregen en deze waren voor de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels aanleiding te onderzoeken of een dergelijke ooievaarskwekerij ook in Nederland kans van slagen zou hebben. Nadat alle voor- en nadelen welke aan het plan verbonden zijn zorgvuldig door het bestuur waren overwogen, werd besloten ook in Nederland met het kweken van ooievaars te beginnen, om daardoor te voorkomen dat de ooievaar als Nederlandse broedvogel verdwijnt. Daar het bestuur meent dat voor dit doel geen vogelbeschermingsgelden gebruikt moeten worden omdat die zo hoognodig zijn voor het andere werk, is een kring van „Vrienden van de Ooievaar” in het leven geroepen en met de aldus verkregen donaties zal het plan worden uitgevoerd.