Het mooie weer straalde ons tegemoet toen wij in augustus 1966 over de Wurzenpas het beloofde vogelland binnen kwamen. Hier zouden we drie weken lang onze tenten opslaan en naar hartelust kunnen vogelen. Op telefoonlijnen langs de weg naar Lublijana zaten in troepen kleine torenvalken, waarvan er af en toe een op jacht ging. Vanaf dezelfde lijnen roofden de bonte kraaien appels uit de boomgaarden. De eerste paar dagen besloten wij het bergachtige landschap om Samobor bij Zagreb onder de loupe te nemen. In de heuvels lagen overal kleine lucerneakkers, die na het maaien druk werden bezocht door Turkse tortels en grauwe klauwieren, terwijl ook een roodborsttapuit zich hier aan ons vertoonde. Hier, in het parkbosachtige landschap zagen en hoorden we o.a. de grijskopspecht, kleine bonte specht, kleine vliegenvanger, rode rotslijster en kruisbek.