Vermoedelijk als gevolg van de aanwezigheid van goede kleigrond (bouwmateriaal) en de (nog) zuivere zeelucht (veel insekten) is de huiszwaluw in Zeeland blijkens de resultaten van een driejarig onderzoek, zeer algemeen te noemen. De boerenzwaluw komt in Zeeland veel minder als broedvogel voor. In de Zaanstreek echter is de grond over het algemeen veenachtig en daar zagen wij veel meer boerenzwaluwen in de broedtijd. Ondanks de goede nestgelegenheid zeer veel kappen aan de woningen zagen wij gedurende een inventarisatie betrekkelijk weinig huiszwaluwnesten. De grondsoort speelt volgens ondergetekende een belangrijke rol. In België zag ik j.l. zomer een zelfde beeld. Zodra we echter een meertje, rivier of beekje naderden nam het aantal huiszwaluwen en daarmee het aantal nesten van deze soort toe en namen de boerenzwaluwen af. Wellicht speelt behalve de bouwstof, die voor de huiszwaluw klei moet zijn, ook voedselconcurrentie tussen beide soorten in de broedtijd een rol. Een andere opvallendheid is dat de huiszwaluw, voor wat Zeeland betreft, sedert men met het tellen van de nesten in 1962 is begonnen in aantal toeneemt, of misschien beter gezegd: zich herstelt van de afname die deze zwaluwsoort te zien gaf. Althans vele oudere vogelaars, landbouwers enz. wisten te vertellen „dat er vroeger, voor de oorlog veel meer zwaluwen waren”. Hoeveel dat er dan wel waren, daarvan heeft men helaas geen flauw idee meer. Een andere mogelijkheid is dat men de boerenzwaluw bedoelt, die afgenomen is. Hoe het zij, een feit is dat reeds Jac. P. Thijsse in zijn bekende vogelboekje (uitgave 1925) over de huiszwaluw verzuchtte dat deze soort afnam. Volgens hem mede door de huismussen, die de nesten in het vroege voorjaar nogal eens plegen te bezetten ...