In de schuur bij ons huis in de Achterhoek (Gld.) had in het voorjaar van 1969 een paartje witte kwikstaarten hun nest gebouwd. Daar we er niet altijd aanwezig zijn, werd onze komst argwanend geobserveerd. Eerst gedroeg het mannetje zich nog zenuwachtig voordat hij richting nest vloog, waar het vrouwtje zat te broeden. Allengs werd hij stoutmoediger en deed hij de duik onder de pannen met minder omhaal. Onze auto parkeerden we naast de schuur, waar de kwikstaart wel even aan moest wennen, maar er zich spoedig bij neerlegde. Na enige tijd hoorden we een getik of er met steentjes tegen de auto werd gegooid. Het bleek, dat de kwikstaart om de auto heen scharrelde op zoek naar vliegjes e.d., dan plotseling opvloog naar de wieldoppen van de auto,, er tegenaan tikte en ijlings wegvloog om al insectenvangende de auto weer te naderen. Dit herhaalde zich zonder dat de vogel de indruk wekte boos of opgewonden te zijn, want het gebeurde in alle stilzwijgen. We hebben de auto op een andere plaats geparkeerd, daar we de conclusie trokken, dat het vehikel hem in de weg stond, hetgeen hem niet verhinderde om er achteraan te gaan en de wieldoppen te attaqueren. Daar het ons op den lange duur niet gezond leek, hebben we de wielen afgedekt om de rust te doen wederkeren. Want hij herhaalde dit „spelletje” vrij regelmatig, hoewel hij ook dikwijls zonder interesse voor de wieldoppen om de auto heenliep.