Na de in het voorjaar van zowel 1966 als 1967 door ons Comité in de provincie Drenthe geconstateerde vogelsterfte tengevolge van bij de zaaizaadbehandeling gebruikte chemische bestrijdingsmiddelen rees bij ons de vraag of er mogelijkheden waren een herstel van de stootvogel- en uilenstand in onze provincie te bevorderen. Zoals bekend mag worden verondersteld waren het immers vooral de stootvogels en uilen, die het slachtoffer waren geworden van de vergiftiging. Een aantal soorten als havik, sperwer, kiekendief en buizerd bleken als broedvogel geheel te zijn verdwenen of kwamen met nog slechts enkele broedparen voor. Vooral voor de buizerd, landelijk bezien vóór de sterfte in onze provincie een vrij veel voorkomende broedvogel – echter zonder algemeen genoemd te kunnen worden leek de aderlating fataal te zijn.