De Grevelingen is het water tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. Eigenlijk is Grevelingen alleen de naam van een geul welke vanaf de zandplaat Hompelvoet tot Bruinisse loopt, doch in de laatste jaren heeft het spraakgebruik de naam aan het gehele watergebied tussen beide eilanden toegekend. De andere geulen zijn het tot 45 meter diepe Brouwershavense Gat en het Springersdiep welke beide toegang tot de Noordzee gaven, en verder wateren als de Geul van Bommenede, de Hals en de Geul van Herkingen. Vanaf 1964 wordt dit hele gebied aan de oostzijde begrensd door de Grevelingendam, terwijl in voorjaar 1971 de verbinding met de zee werd afgesloten door de voltooiing van de Brouwersdam in het westen. Tot de gereedkoming van de Grevelingendam in 1964 was deze zeearm één van de monden van Rijn en Maas, door welke tijdens hoge rivierafvoeren zoet water naar zee stroomde. In de daarop volgende zeven jaren leek het gebied veel op een miniatuur Waddenzeetje. Het zoutgehalte was vergelijkbaar, het getijverschil bedroeg ca. 3 meter en het patroon van geulen en platen, zoals dat overal de Waddenzee kenmerkt, was ook hier fraai ontwikkeld. Vanzelfsprekend waren ook de hierbij behorende planten en dieren aan te treffen. Op de laaggelegen vlakke slikken („wadden” zou men in het noorden zeggen) kwamen uitgestrekte zeegrasweiden voor, langs de laagwaterlijn en ook wel wat hoger groeiden vele soorten wieren en op de hoogstgelegen plaatsen hadden zich enkele schorren (= kwelders) ontwikkeld, zoals op de Hompelvoet, langs de zuidwest kant van Overflakkee en bij De Punt van Goeree. Op deze laatste plaats ligt één van de mooist ontwikkelde en best bestudeerde schorren van ons land: het Springersgors.