Zaterdagmorgen 18 oktober 1952 ’s morgens 7 uur. Met m’n, toen nog a.s. vrouw zat ik op de uiterste zuidwestpunt van Schouwen, waar de dijk uit het noordoosten komend overgaat in de ene rij duinen, welke naar het noordwesten buigt. Het was nevelig, onbewolkt, windkracht 3 à 4 Z.W. Er was sterke trek van vinken/kepen en spreeuwen. De spreeuwen koersten moedig W.Z.W. naar de onzichtbare Walcherse kust, maar onder de vinken heerste grote verwarring. Er kwamen groepen langs de duinkust, die aarzelend langs de dijk naar het noordoosten begonnen te vliegen, maar weer meedraaiden met groepen, die juist langs de dijk naar het zuidwesten vlogen. Op het kritieke punt koos een enkele groep zee, andere vlogen terug, vele streken ter plaatse neer. Op dat moment werd het idee geboren van een vinkenbaan op die plek. Jaren sluimerde het plan, tot in 1960 dank zij de medewerking van de Dienst der Domeinen een begin kon worden gemaakt. De plaats moest echter wegens ongeschiktheid van het terrein, wat naar het noordwesten worden verschoven.