Onze kust is in veel opzichten interessant voor vogelkundigen. Het gehele jaar door valt er wel wat te beleven behalve ’s zomers als het strand door de mensenmassa overspeeld wordt. Alleen een vroege ochtendekskursie wil dan wel eens iets opleveren. In de andere drie jaargetijden is een geslaagde dag vrijwel altijd gegarandeerd. Men kan buiten de normale voor- en najaarstrek om, slaaptrek en vorstvluchten waarnemen waar zeeëenden, zagers, meeuwen en steltlopers aan deelnemen. Hierbij wil ik me tot deze laatste groep beperken „de steltlopers”. Zij bevinden zich op het strand en de rotsachtige zijkanten van de pier maar worden voor het merendeel overvliegend gezien. Doordat men havenhoofden heeft moeten aanleggen, is het strand onder de zuidpier zich door zandafzetting gaan verbreden, welk proces nog steeds plaatsvindt, dit tot voordeel van de vogels die hier een rustpunt vinden in de trektijd. Er zijn drie gedeelten van het strand die van belang zijn voor de steltlopers. Allereerst de strook die bij eb droog valt, deze is het rijkst aan voedsel en dus verreweg het belangrijkst voor hen. Als tweede mogen de vloedlijnen genoemd worden. De vloedlijnen zijn echter voor een beperkt aantal steltlopersoorten van betekenis met name steenloper, drieteenstrandloper en kanoetstrandloper, die tussen al het aanspoelsel iets eetbaars weten te vinden. En ten derde de ondiepe plassen die meestal op het strand zijn. Deze ontstaan tijdens storm, vloed of een regenperiode. De kleine waders rusten en baden vooral hier. Twee belangrijke factoren die het aantal aanwezige steltlopers beïnvloeden zijn het weer en de drukte op het strand. Let wel: Dit verslag is helemaal gebaseerd op de gegevens die d.m.v. waarnemingen bij de pier zijn verkregen.