Hoewel tegenwoordig ieder die zich voor vogeltjes interesseert gelukkig d.m.v. gekleurde afbeeldingen in „vogelgidsen” het beestje op naam kan brengen en om de zang te herkennen zijn toevlucht kan nemen tot grammofoonplaten, kleeft aan deze uitstekende service toch het grote nadeel dat een aankomende vogelaar niet goed leert kritisch te kijken en een juiste beschrijving leert geven van hetgeen hij heeft waargenomen (datum, uur, plaats, terrein, gedrag, kleedbeschrijving. geluid, afstand, meteorologische omstandigheden, optiek, etc.). Het wordt hem te gemakkelijk gemaakt en veelal komt er te vlug „het boekje” aan te pas, waarop dan volgens de wijze van „die en die is het niet, o ja, dit is hem”, de determinatie tot stand komt. Het gevolg kan soms een opmerkelijke lichtvaardigheid en oppervlakkigheid zijn. De redaktie van „Het Vogeljaar” is met deze verschijnselen maar al te zeer bekend. Ik bewaar echter de meest aangename herinneringen aan het vele kruip- en sluipwerk en het met mijn tochtgenoten opstellen van een preciese beschrijving van ons onbekende of reeds bekende vogelsoorten, kien er op uit zijnde ook minder in het oog vallende details van uiterlijk en gedrag vast te leggen, om daarmee gewapend de boeken thuis of in bibliotheken te lijf te gaan. Ook bij het determineren van vogelzang d.m.v. grammofoonplaten kan gemakzucht parten gaan spelen.