Er is dit aanstaande voorjaar weer een gelegenheid een bezoek te brengen aan deze groep eilanden, gelegen in de Stille Oceaan, op meer dan 1000 km ten westen van Ecuador. Zij behoren aan deze kleine Zuid-Amerikaanse staat en werden in 1535 door de bisschop van Panama ontdekt. In 1934 kregen zij de status van een beschermd natuurreservaat en dat verdienen zij volkomen, want deze eilanden vormen een wereld op zich zelf, een aparte wereld met een unieke en specieke flora en fauna, waarvan een zeer groot deel endemisch is. Men neemt aan dat de planten en dieren zich in een zeer lange periode op deze eilanden hebben kunnen installeren, waarvan de stamouders afkomstig zijn van het vasteland van Zuid- en Midden-Amerika. Wel is er een merkwaardig hiaat in deze dierenwereld. Zo komen er geen kikvorsen, padden of salamanders voor, terwijl in het nabije Amerika juist vele amphibieën voorkomen. De zee is dus blijkbaar een onoverkomelijke barrière geweest, die niet gepasseerd kon worden voor deze groep van dieren. Er komen maar twee zoogdieren voor, afgezien van twee soorten robben, namelijk een rattesoort, een rijstrat en een vleermuis. Maar grote katachtige roofdieren ontbreken geheel en dat is zeer waarschijnlijk de reden dat alle dieren er 20 opmerkelijk tam en vertrouwelijk zijn en geen schuwheid kennen. En ofschoon deze dieren daar nu al meer dan ruim twee eeuwen lang kennis hebben kunnen maken met de mens, en Homo sapiens, het hoogst ontwikkelde dier ter wereld zich in de regel niet al te vriendelijk heeft getoond ten opzichte van het dier, hebben zij de opvallende makheid niet verloren. Dat is waarschijnlijk het gevolg van het feit, dat het aantal mensen ten opzichte van het enorme aantal dieren zo gering is geweest, dat vele populaties nog nooit een mens hebben ontmoet. Er zijn nog grote delen op tal van eilanden, waar nog nooit een mens een voet gezet heeft. Zo heerst hier nog een paradijselijke toestand: een volkomen harmonie en een blijvende vrede tussen mens en dier.