Tien kleine zwanen dobberen langs de oever van het Zuidergat van de Vissen. Al wekenlang zijn ze deze winter hier in de omgeving te zien. Misschien is er een over het hoofd gezien, misschien twee, maar de paar honderd andere kleine zwanen mis je, ze liggen niet meer her en der tussen de biezenpollen. Ze trekken niet meer in lange slierten boven de winterse Zuidwaard van de Biesbosch. „Het is allemaal bijzonder meegevallen met de olie en de vogels”, las ik meer dan eens in de krant. Je zou het haast zelf gaan geloven, daarom heb ik „Het Vogeljaar” (jrg. 19, pag. 449 en 451) er nog even op nagelezen. Het is maar wat je meevallen noemt. Tot laat in het voorjaar was er diep in het riet van kreken, killen en gorzen langs de Amer nog olie, kleine slierten en vlekken die redelijkerwijs niet meer op te ruimen waren.