Peter Scott begint in 1938 met deze woorden het eerste hoofdstuk, „the Chorus of the Geese”, van zijn boek „Wild Chorus”. Beide titels geven wel heel juist de sfeer in hét boek weer, een stemming waartoe een reeks reproducties van Scott’s ongeëvenaarde waterwildschilderingen in hoge mate bij draagt. Tot de meest boeiende verhalen behoren de verslagen van reizen die Scott in de dertiger jaren maakte naar de Hortobagy, de Dobroedzja en de Kaspische zeekust in Perzië. Reizen die vooral werden ondernomen om de roodhalsgans te leren kennen, een soort die Scott kennelijk fascineerde en die hij, zij het slechts met enkele exemplaren, zowel in de Hortobagy als in de Dobroedzja ontmoette. Schoonheid, zeldzaamheid en geheimzinnigheid plaatsen de roodhalsgans in de categorie vogelsoorten die bij de ornitholoog bijzondere emoties oproept. Het grillig patroon en de contrasterende kleuren van het verenkleed scheppen een wondermooie vogel waarover men zich telkens weer verbaast. De wereldpopulatie is slechts gering: tussen de 30.000 en 50.000 vogels en wellicht nog minder, terwijl de ongenaakbaarheid van het broedgebied enerzijds en de tot op de huidige dag onbekende schakels in de trekwegen anderzijds de roodhalsgans een geheimzinnig aureool geven.