Daags na de sluiting van het Haringvliet op 2 november 1970 verklaarde de staatssecretaris van C.R.M. de Natuurbeschermingswet van toepassing voor een aantal buitendijkse terreinen langs het Hollands Diep-Haringvliet. Dit houdt in dat in het vervolg iedere handeling in de meest uitgebreide zin van het woord, die zou kunnen leiden tot een wijziging in de structuur van het desbetreffende gebied, is verboden. De volgende terreinen vielen onder de aanwijzing: het Quackgors op het eiland Putten, ’s Lands Bekade Gorzen, de Westersche Laagjes, de Griendweipolder op Tiengemeten, de Oosterse Laagjes en de Hoogezandse Gorzen, alle gelegen in de Hoekse Waard, de grasgorzen ten oosten van Willemstad in Noord Brabant en tenslotte de grasgorzen tussen de Dammenweg en Den Bommel, de grasgorzen tussen Stad aan het Haringvliet en Den Bommel en de Meneerse Plaat en de Westplaat, alle gelegen op Goeree-Overflakkee.