Kennen Sie Runde, der Vogelinsel?’. Deze woorden luidden voor mij de meest onvergetelijke dagen in van de vakantiereis, die ik zomer 1970 maakte naar Noorwegen. De mij volkomen onbekende Duitse jongen, die ze sprak, stond zich, net als ik, te scheren in een van de washokken op de camping van Geiranger. Hij moest aan mijn gezicht gezien hebben, dat een dergelijke zin ter eerste kennismaking bij mij effect zou hebben, of zijn ervaringen op het bedoelde eiland zaten hem zo hoog, dat hij het gewoon aan iedereen kwijt moest. In ieder geval had hij min of meer als vanzelfsprekend aangenomen, dat ik Duits zou spreken, want hij begon onmiddellijk te vertellen over het kleine eiland met zijn vele vogels en weinige toeristen; niet verder dan een dag reizen van waar we ons nu bevonden. De Duitse namen van de vogels, die hij noemde, zeiden me op dat moment niet zoveel; met uitzondering van het woord ’Papageitaucher’, wat volgens Peterson’s Vogelgids wel degelijk vertaald mocht worden met ,papegaaiduiker’. Nu was dat al heel lang een vogel, die ik graag een keer wilde zien, zodat op dat moment voor mij vaststond dat, wat ook de plannen waren geweest voor een verder reisdoel van de volgende dag, dit eiland voorrang moest hebben. De Duitser werd hartelijk bedankt voor zijn inlichtingen en wij gingen op de kaart van Noorwegen op zoek naar het eiland. Het stond er op, echter zonder vermelding hoe het te bereiken was, hetgeen we ook vergeten hadden te vragen. De kustplaats Ålesund leek ons echter dichtbij genoeg om te mogen veronderstellen dat het van daaruit per boot mogelijk moest zijn. De volgende dag in Ålesund bleek inderdaad, dat het eiland van daaruit via twee pontjes bereikbaar was. Het eerste pontje bracht ons ’s middags nog naar Ulsteinvik, van waaruit we ’s avonds met het andere pontje op ons vogeleiland aankwamen.