Het gebeurt nog al eens, dat je door een of andere gebeurtenis plotseling tot de conclusie komt, dat er een hiaat valt te constateren in de reeks van dieren die je in vroeger tijden regelmatig mocht zien en die nu zijn uitgevallen of bijzonder zeldzaam zijn geworden. Zo vraag ik mij af waarom ik al in geen kwarteeuw meer een Meikever heb gezien. In onze jeugdjaren vingen wij deze kevers bij tientallen en de meest geijkte vangplaats was wel de Haarlemmerhout en dan speciaal in de lanen met lindebomen, zoals in de Spanjaardslaan. Daarvoor hanteerden wij een bamboestok met een dot vlas, waarmee je de rondsnorrende Meikevers gemakkelijk kon slaan, want zij bleven met hun harige poten in het vlas haken. Dat was avondwerk, want de kevrs begonnen pas te vliegen als het donker was geworden. Ik herinner mij die zwoele meiavonden nog levendig. Wij wisten toen nog niet dat deze Meikevers ontstonden uit een larve, de engerling, een soort vette en doorzichtige rups zonder buikpoten. Maar wel wisten wij drommels goed het verschil tussen een vrouwtje en een mannetje. Die laatste was het meeste waard in onze ogen. En waar blijven mijn Kolibrivlinders? Deze merkwaardige meekrapvlinders met hun lange roltong, vroeger jaren een vrij algemene verschijning in onze tuin, is blijkbaar uitgestorven. Trouwens het aantal vlinders is lang niet meer wat het vroeger was. En de Salamandertjes die wij vroeger jaren vingen in slootjes bij Elswoud zijn ook ’vort’. En dat beroemde ooievaarsnest daar, dat de schimmenschuiver en tekenaar Ko Doncker bezong, is ook al vele jaren verdwenen. Er zijn tal van jonge vogelaars die nog nooit een levende Ooievaar hebben gezien, uitgezonderd dan wellicht in het ooievaarsdorp ’Het Liesveld’ bij Groot Ammers. In mijn jeugdjaren telde de omgeving van Haarlem zeker elk jaar 20 bewoonde ooievaarsnesten. Alle oude buitenplaatsen en landgoederen konden daarop bogen. Er was zelfs een nest in de Haarlemmerhout, waar nu het verpleeghuis ’Zuiderhout’ is verrezen. ’Woestduin’ had er één en ’Leiduin’ en ook op ’Hartenlust’ in Bloemendaal. Santpoort had wel vier nesten, waarvan twee vlak naast elkaar, in de tuin van het Provinciaal Ziekenhuis. Er stond een nest langs het Zuider-Buiten Spaarne, niet ver van de houtzaagmolen, er waren bezette nesten op 'Waterland” en in Beverwijk, dan nog het nest op de buitenplaats in Bennebroek, waar ook een flinke kolonie Blauwe Reigers gevestigd was. Toen bloeiden er nog stengelloze Primula’s langs de Primulabeek in Aerdenhout. De hele beek is niet meer te vinden en misschien zijn er nog restjes van te vinden in de tuinen van de villa’s die er zo in de loop der tijden zijn gebouwd. Onze Kikvorsen zijn op de meeste plaatsen verdwenen, vleermuizen zie je niet meer of zijn althans zeer schaars geworden. De drassige duinvalleien van weleer met hun rijkdom aan Wintergroen, Parnassia en Moeraswespenorchis zijn niet meer te vinden. En wat hebben wij niet verloren van de vroegere rijkdom aan vogels? Veel minder leeuweriken en Tapuiten, geen klauwieren meer in de vlierbosjes langs de zeereep, Wielewaal en Nachtzwaluw zijn in de Kennemerduinen zeldzame vogels geworden en waar het vroeger jaren langs de duinvoet daverde van de zang van de Nachtegalen is het nu stil geworden. Geen kolonietjes van Visdiefjes meer in de duinen en geen nesten van de Bontbekplevier langs de stranden of in de buitenste duinvalleien nabij de zeeloper. Geen Spotvogels of vliegenvangers meer in de stadsparken of plantsoenen zoals vroeger, veel minder Grasmussen, Tuinfluiters en Braamsluiper in de bosjes langs de wegen van Aerdenhout, Vogelenzang en Bloemendaal. De Griel als broedvogel zijn we kwijt en voor goed. En hoe is de stand van de stootvogels niet achteruit gegaan? En waar bleven de vele tienduizenden paren Visdiefjes en Grote Sterns van het vogeleiland 'De Beer’, van Griend, Texel en van Rottum? De bomen van het landgoed ’Beeckensteyn’ onder Velsen, waar in vroeger jaren een kolonie Blauwe Reigers van tussen de 400 en 500 nesten te bewonderen viel, zijn thans al vele jaren verlaten. In onze jongensjaren vonden wij nestjes van Zwarte Sterns en zelfs van een Woudaapje in de vestinggrachten van Spaarndam en in de oeverlanden van de Liede en van Zuider-Buiten Spaarne nabij de Cruquius. De Boerenzwaluwen zijn gedecimeerd en ook de Oeverzwaluwen zijn goed deels uit Kennemerland verdwenen. Over alle linies en allerwege een ontstellende ontluistering, achteruitgang en verarming, dat valt niet te ontkennen.