Wetteksten zijn niet altijd de meest voor de hand liggende lectuur en uitvoeringsvoorschriften al evenmin. Het is daarom misschien niet overbodig even te wijzen op een belangrijke wijziging in het systeem van de regeling van de opening en de sluiting van de jacht, die van kracht is sedert de in werkingtreding van de beschikking van de Minister van Landbouw en Visserij van 6 juli 1972, nr. J 1375, Stcrt. 133. Ten aanzien van de ganzen is er namelijk door deze wijzigingsbeschikking een verandering gekomen: tot dusver werd de jacht op ganzen geopend, met uitzondering van die op Rotgans, Brandgans en Canadese Gans. Alle soorten mochten worden bejaagd met uitzondering van deze drie soorten. Alleen de uitzonderingen werden dus met soortnaam genoemd. De wijziging breekt nu met dit stelsel en komt met het omgekeerde systeem: Genoemd worden alleen de soorten waarop de jacht wel geopend is. Dit zijn ’grauwe, kol- en rietganzen’. Volledigheidshalve en tussen haakjes zij hier vermeld, dat op deze drie soorten de jacht wordt geopend 'van 1 september tot en met 31 januari daaraanvolgend, doch uitsluitend gedurende dat gedeelte van het etmaal, dat gelegen is tussen een half uur vóór zonsopgang en des voormiddags 10 uur’. Hoofdzaak is echter dat bovenstaande regeling de jagers a.h.w. duidelijk voorhoudt, dat op deze drie algemeen bekende soorten mag worden gejaagd. Het nadeel van het noemen van uitzonderingen is immers, dat het weer meer kennis veronderstelt. De zeldzame Dwergganzen en Roodhalsganzen zijn nu meteen beschermd, zonder dat de jager, die zich oriënteert omtrent de regeling (of zich vast op het jachtexamen wil gaan voorbereiden), zich in de kenmerken van deze soorten behoeft te gaan verdiepen.