De studie van de Kleine Zwaan (Cygnus columbianus bewickii) in Slimbridge is in de winter van 1963-64 begonnen. Er waren toen 24 exemplaren in het reservaat van de Wildfowl Trust. Daarna nam het aantal iedere winter sterk toe. In 1969-70 vertoefden er 570 Kleine Zwanen in het reservaat. Er werden toen 212 exemplaren geringd en driekwart van deze vogels kreeg grote ringen met leesbare cijfers van 35 mm aan één van de poten. De foto geeft een idee van de grootte en de leesbaarheid van de cijfers. Het cijfer staat verschillende malen op de ring en kan dus in iedere stand van de vogel worden afgelezen. Hoewel deze ringen in Slimbridge heel nuttig bleken, werd het identificeren van individuele Kleine Zwanen daar toch hoofdzakelijk gedaan op grond van het zwartgeel patroon van de snavel, dat bij iedere adulte vogel verschillend is. Het voornaamste doel van deze ringen is om ook buiten Slimbridge de individuele vogels te kunnen herkennen. Maar ofschoon er jaarlijks honderden Kleine Zwanen in Nederland vertoeven, kwamen er in de jaren tot 1969-70 geen terugmeldingen van de Engelse vogels uit Nederland. In maart 1970 ging Dafila Scott naar Nederland om te zoeken naar Kleine Zwanen, die zij op grond van het zwart-geel patroon van de snavel hoopte te kunnen identificeren. Zij vond er 6, waarvan er 3 geringd waren. Deze vogels werden aangetroffen op het Veluwemeer ten zuiden van Elburg en op overstroomde uiterwaarden langs de IJssel bij Zwolle.