In deze bijdrage worden niet alleen de Nederlandse broedvogels bedoeld, doch tevens de vele soorten die, broedend in de enorme uitgestrektheid Noordwest-Europa en Azië, in voor- en najaar in grote aantallen over ons land trekken of bij ons de winter komen doorbrengen. We mogen ze als het ware ’even vasthouden’ – och, vergen deze woorden een uitleg? Behelzen die niet zowel zien als ontzien, zoals we geneigd zijn, iets moois even vast te pakken om er meer intens van te kunnen genieten en het daarna weer onbeschadigd dóór te geven? Eigenlijk geldt dit voor de natuur in het algemeen op dezelfde wijze. Voor de natuur, die vooral ook in ons land met bijna 14 miljoen inwoners danig in het gedrang is gekomen. De natuur die ons nog rest is de ruimte waar nog geen ruimtelijke plannen zijn gerealiseerd; ruimte die nog niet door de mens is benut. Wij zullen nu moeten kiezen: óf wat wij nog over hebben beschermen en behouden óf ook dat opofferen aan een tijdelijke welvaart. De bedreiging van de vogels is thans juist gelegen in de aantasting van het biotoop, waarbij het zowel om broedterreinen gaat als om hun rust- en overwinteringsgebieden.