Het is waarschijnlijk, dat de toenemende schaarste aan ’gemakkelijke’ energiebronnen niet alleen de mens zal treffen, maar ook gevolgen zal hebben voor het milieu in ruimere zin. Als natuurbeschermer kan men zich bijvoorbeeld afvragen in hoeverre het lot van de vele nu bedreigde diersoorten er anders door zou worden. Neemt de kans op het behoud toe, of wordt deze juist kleiner? Een beperking van de energietoevoer heeft in dit opzicht twee belangrijke gevolgen. Ten eerste mag worden verwacht, dat aan het natuurbehoud een lagere prioriteit zal worden gegeven, omdat er minder middelen ter beschikking staan en men zal willen bezuinigen op de produktiekosten. In de tweede plaats zal er minder energie beschikbaar zijn voor de cultuurtechnische beinvloeding van het milieu, of om met Van Leeuwen (1973) te spreken de ’antropogeen toegevoegde dynamiek’ zal afnemen.