De grote aantallen steltlopers, meeuwen en eenden die in de Noordwesteuropese wadgebieden pleisteren, broeden in de (sub)arctische en gematigde streken van Europa, maar ook in Siberië, Groenland en zelfs in Canada. De broedtijd duurt voor de meeste van hen maar tweeënhalf tot drieënhalve maand. Het grootste deel van het jaar houden zij zich op in wadgebieden. Het is de vraag wat méér bijdraagt tot de regulatie van de aantallen: de condities op de pleisterplaatsen of die in de broedgebieden. Toen in de dertiger jaren het zeegras vrijwel verdween, decimeerden de Rotganzen, want voor hen was dit het hoofdvoedsel in het winterhalfjaar. Het lukte de Rotganzen niet om in voldoende mate over te schakelen op ander voedsel in de getijzone. Dit geeft aan hoe belangrijk het voor een soort kan zijn dat haar pleisterplaatsen behouden blijven.