Onder de omstandigheden, die de samenstelling van de planten- en dierenwereld bewerkstelligen, neemt het weer een vooraanstaande plaats in. Niet alleen bepaalt het van neerslag afkomstige water te zamen met plantevoedende stoffen en structuur van de grond de bodemvruchtbaarheid, maar bovendien lest het de dorst der dieren en voorziet het in baad- en andere behoeften. De levende natuur verschilt dan ook opvallend bij uiteenlopende klimaten. Denke men aan die, welke bepalend zijn voor landschappen als tropisch regenwoud, savanne, woestijn, toendra en boreaal naaldbos. Waar wij het hier te lande mee moeten stellen, is een noordelijk zeeklimaat met zijn dikwerf moeilijk te voorspellen weer. Die wisselvalligheid ervan, zowel in kort tijdsbestek als ook op langere termijn, is zo groot en belangwekkend, dat de weersgesteldheid bij ons dan ook een geliefd gespreksonderwerp uitmaakt. Gelukkig valt er gemiddeld ruimschoots vocht, voorwaarde voor goed grasland als belangrijke bron van welvaart en een rijke dierbare biomassa (Van de Bund, De Vries & De Vries-Smeenk 1969).