Onbekend maakt onbemind. De oprichting van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels in 1899 kan niet los worden gezien van de sterk toegenomen belangstelling voor de ornithologische wetenschap. Niet dat onze vroegere ornithologen fervente vogelbeschermers waren. Het verzamelen van ’natuurhistorische voorwerpen’ was de basis van hun werk. De centrale figuur van de 19e eeuw, Hermann Schlegel, directeur van ’s Rijks Museum van Natuurlijke Historie (1858-1884), trok wekelijks een dag met het geweer naar buiten, maar maakte op die uitstapjes ook vaak schetsen van waargenomen dieren. Zijn boeken over de Nederlandse avifauna, vooral de bekende editie 'Schlegel met de koppen’ (1860) hebben veler belangstelling voor de vogelstudie gestimuleerd. Zo is het te verklaren, dat ook de belangstelling voor vogelbescherming ontwaakte. Schlegel’s opvolger Johann Büttikofer, conservator vogels van het Leidse museum van 1884-1897, en later directeur van de Rotterdamse Diergaarde, is één van de pioniers van 'Vogelbescherming' geworden. Van 1909- 1924 was hij voorzitter.