De vogelfotografen van het eerste uur in ons land, Steenhuizen, Tepe. Vijverberg en Burdet zorgden er voor dat wij materiaal beschikbaar kregen, dat uitermate geschikt was voor het wekken van aandacht, belangstelling en interesse voor onze vogels en het vogelleven. Het was ook bruikbaar als propagandamateriaal voor de goede zaak van Vogelbescherming. En daaraan was grote behoefte. Het is wellicht onjuist te menen dat deze vogelfoto’s in de eerste plaats gemaakt werden met dat doel voor ogen. Maar als er een beroep op deze vogelfotografen gedaan werd, kon men rekenen op hun hulp. Zij werden afgestaan in de gevallen dat men behoefte had aan goed illustratiemateriaal en als zodanig hebben zij dienst gedaan in verscheidene tijdschriften en periodieken, zoals in ’De Levende Natuur’, ’Buiten’ en in ’De Wandelaar’ en in tal van boeken over de natuur en het natuurleven en dan wel speciaal over vogels en wij kunnen gerust stellen, dat zij hebben bijgedragen aan het verbreiden van kennis over onze gevederde vrienden en in het bijzonder een ruggesteun vormden bij het kweken van liefde voor onze vogels. De Schouwense vogelfotograaf J. Vijverberg maakte bij het fotograferen van zijn vogels als regel geen gebruik van een schuilhut, maar bedacht een systeem, waarbij de vogel zich zelve fotografeerde en wel door middel van een electrische stroom; de vogel maakte contact waardoor de sluiter in werking werd gesteld. Er kon op deze manier eigenlijk alleen een foto ontstaan, als men van tevoren wist waar de vogel zich zou vertonen. En dat was dan, althans in de broedtijd het nest en een groot deel van zijn foto’s toont ons dan ook de vogel op of nabij het nest. Een groot voordeel was dat men op deze wijze de vogel niet stoorde, want voor de goed gecamoufleerde camera bleken de vogels niet schuw te zijn en het mislukken van het broedsel door zijn bemoeiingen kwam dan ook niet voor. Toch waren er wel bezwaren aan deze methode verbonden, want het gebeurde wel dat Vijverberg de vogel waarvan hij een foto maakte die door zelfcontact ontstaan was, niet goed gezien had en ook niet zeker was van de soort die hij op die wijze kiekte. Zo maakte hij eens een foto van een vogel, die hij versleten had voor een Strandplevier, ofschoon hij het wel vreemd vond dat het nestkuiltje vier eieren bevatte en hij wist dat de Strandplevier als regel een legsel maakt van drie eieren. Bij het nauwkeurig bestuderen kwam men tot de conclusie dat het een foto was van een Bontbekplevier. Het had ook nog een Kleine Plevier kunnen zijn. maar op de foto was dat niet te zien.