In de afgelopen winter ontdekte Nel van Donkersgoed op een van haar vele tochten door de Flevopolders een plek in Zuidelijk Flevoland, waar zich veel Velduilen ophielden. Terwijl zij rustig in de auto bleef zitten, bleek het mogelijk het doen en laten van deze vogels nauwkeurig gade te slaan. Op 1 december 1973 ontdekte zij hier voor de eerste maal een Ruigpootbuizerd, nadien ontmoette zij de vogel daar elke week tot en met 12 januari 1974, wellicht is dit hetzelfde exemplaar, dat zij voor het laatst op 9 maart 1974 aan de Knardijk waarnam. Gerda van Donkersgoed en Jaap Taapken zagen deze Ruigpootbuizerd op 15 december 1973 bij de Velduilen en 3 februari 1974 op de Knardijk. Door de bijzondere makheid was de vogel vaak van zeer nabij te bekijken en hadden de fotografen van bijgaande foto’s het geluk een bijzondere serie van de Ruigpootbuizerd te maken. Later (17 februari) werd hij, toen hij op de Knardijk bivakkeerde, aanzienlijk schuwer. Vaak zat hij op een baal stro langs de kant van de weg, waarbij hij soms duchtig de veren schudde en een andere keer zonder aanwijsbare reden opvloog en weer dicht in de buurt neerstreek op een kluit klei. Hierbij vielen de zwarte polsvlekken aan de onderzijde van de vleugels op, evenals de bevederde poten. Z’n geringe schuwheid en het zitten op de grond wezen op zijn noordelijke herkomst van onherbergzame en boomloze streken. Prof. Voous (1960) schrijft dat de Ruigpootbuizerd de Buizerd in de open subarctische en arctische gebieden ten noorden van de woudgrens vervangt. Zijn schutkleur maakte het soms moeilijk hem tegen zijn achtergrond op te merken.