Nu de Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland twee jaren van het Atlasproject achter de rug heeft (zie Het Vogeljaar 21, 1973, p. 315 en 22, 1974 p. 551) is het van belang om een kort verslag uit te brengen over de voortgang die er is gemaakt. Zoals reeds eerder vermeld werd, wordt het project door de Europeen Ornithological Atlas Committee’ (EOAC) georganiseerd met als doel een atlas samen te stellen van de verspreiding van de Europese broedvogels. De Nederlandse vogelaars werken dus mee aan dit internationale programma. De verzamelde gegevens dragen niet alleen bij tot het verkrijgen van een goed inzicht in de geografische en de oecologische verspreiding van de broedvogels, maar kunnen bovendien gebruikt worden voor de milieukartering. Zeer in het kort komt het er op neer dat in elk 5x5 km blok (2500 ha) in Nederland wordt vastgesteld welke broedvogelsoorten daarin voorkomen. In 1973, het voorbereidingsjaar, werden circa 300 blokken in het onderzoek betrokken, d.i. circa 20% van ons land. In het afgelopen jaar, 1974, bleek dat het Atlasproject bij de Nederlandse vogelaars veel weerklank heeft gevonden. Door hun enthousiasme werd ruim 30% van de blokken geheel onderzocht op het voorkomen van broedvogels, terwijl van nog eens 40% van de blokken kleinere of grotere delen werden geïnventariseerd (zie fig. 1).