Het is aan te bevelen, in ganzenreservaten, indien mogelijk, verschillende typen voedselterreinen aan te leggen. Van groot belang is goed grasland, waarnaast een zeker oppervlak met onbemest hooiland wellicht gunstig is. Bouwland speelt een grote rol. Percelen met wintergranen (waarschijnlijk bij voorkeur tarwe), dienen vroeg ingezaaid te worden (oktober), zodat de gehele winter door, groen aanwezig is. Ganzen eten graag graankorrels. Sommige soorten kunnen dit doen op de pasingezaaide akkers in de herfst. In noodgevallen kan graan ook in de winter bijgevoerd worden. Stoppelvelden met ingezaaid gras of opgekomen groen van gemorst graan kunnen vooral een rol spelen tijdens koudeperioden met sneeuw. Ook andere typen komen in aanmerking: koolzaad, afgeoogste velden met aardappelof suikerbietresten en in de nazomer en vroege herfst ongeoogste graanvelden.