Onder rode bosmieren verstaan we de betrekkelijk grote roodbruine bewoners van de bekende ’'mierenhopen’ of ’mierennesten’ die opgebouwd zijn uit dennennaalden, twijgjes en ander dood plantaardig materiaal. Er zijn in Nederland drie soorten. Zowel de dieren zelf als de nesten zijn uiterlijk moeilijk van elkaar te onderscheiden. Eén dezer soorten verschilt echter van de andere door het vermogen zeer grote volken te kunnen vormen. Aanvankelijk groeit het nest met de bevolking mee, maar later worden op enige afstand nieuwe nesten bijgebouwd om de verder toenemende bevolking te kunnen huisvesten. Eén kolonie van deze soort kan daardoor 1 tot 20 à 30 en soms wel meer nesten omvatten. Alle drie de soorten zijn roofvijanden van schadelijke insekten. Waar veel bosmieren zijn, wordt de kans op het optreden van insektenplagen geringer. Vooral de soort die grote kolonies kan vormen is in dit opzicht van belang. Een invloedrijke school van bosbouwentomologen meent dat mensen en spechten de belangrijkste vijanden van de rode bosmieren zijn en dat door bescherming tegen deze twee sterftefactoren de bevolkingsdichtheid zal stijgen tot het zeer hoge peil dat er volgens hen oorspronkelijk in de Europese bossen geweest moet zijn. De mens is schadelijk voor deze mieren door het verzamelen van de cocons, ook wel ’miereneieren’ genoemd, die voornamelijk als vogelvoer worden gebruikt. Bescherming tegen de mens bestaat dus uit het tegengaan van deze ’coconroof’. De spechten zijn een sterftefactor doordat hun voedsel voor een groter of kleiner gedeelte, afhankelijk van de soort, uit bosmieren bestaat. Dat dit zo is kan men in de winter goed zien aan de gaten, vaak 60 à 70 cm diep, die deze vogels in de nesten maken om de overwinterende mieren te kunnen bereiken (fig. 1). Ook ziet men dan meestal de karakteristieke uitwerpselen in grote aantallen op en om de nesten liggen. Bescherming tegen de spechten moet volgens deze bosbouwentomologen gebeuren door kooien van kippengaas over de nesten te plaatsen. Deze zouden tevens het clandestiene verzamelen van cocons bemoeilijken. Is de oorspronkelijke, natuurlijke mierendichtheid eenmaal bereikt dan kan de bescherming tegen spechten verder achterwege blijven; de verliezen door deze vogels worden dan door voldoende geboorten gecompenseerd aldus deze entomologen.