De Veluwe staat tegenwoordig alom bekend als het bosrijkste gebied van Nederland en bij een oppervlakkige beschouwing zou men geneigd kunnen zijn aan te nemen dat het gebied altijd wel met bos bedekt zal zijn geweest. Toch is er een tijd geweest waarin de Veluwe juist een gebied met uitgesproken boomarme, open landschappen was. Dat was de tijd van uitgestrekte stuifzanden en onafzienbare heidevelden. Evenals de huidige Veluwe landschappen, die grotendeels bestaan uit cultuurbossen, waren deze grote open gebieden ontstaan door de activiteiten van de mens. Aan het begin van onze jaartelling was de Veluwe namelijk bedekt met natuurbos en het heeft tot in de Middeleeuwen geduurd alvorens hierin verandering kwam. In de tijd die ligt tussen de Middeleeuwen en het begin van de twintigste eeuw werd de Veluwe geleidelijk ontbost. Er ontstonden grote open vlakten, die begroeid raakten met heide. Het was de tijd van rondtrekkende herders met hun schaapskudden. Niet op alle plaatsen was de bodem geschikt als groeiplaats voor heide. Er ontstonden kale terreinen die aan de willekeur van de weergoden waren overgeleverd. Deze gebieden kennen we nu als de stuifzanden.