Over recreatie en natuurbehoud is de laatste jaren nogal wat gesproken en geschreven. Mede doordat vele relaties in een natuurgebied zo moeilijk te ontwarren zijn en ook de problematiek in ieder terrein gedeeltelijk verschillend is, kan slechts door langdurige observatie van het gedrag van dieren en menselijke bezoekers in het veld en vooral ook door het noteren van zoveel mogelijk gegevens enige klaarheid gebracht worden. Zeer geschikt om een en ander te bestuderen is het Nationale Park ’De Hoge Veluwe’, een gebied van ruim 5000 ha, waarvan ongeveer de helft bestaat uit open terrein, o.a. heide en stuifzanden, de rest uit aangeplant bos en vliegdennenbos. Vrijwel het gehele terrein is omgeven door een raster. De stichting, die het landgoed beheert, heeft, populair gezegd, enerzijds tot doel de natuur in het park in stand te houden, anderzijds de mens in contact met die zelfde natuur te brengen. Reeds jarenlang komt hier meer dan een half miljoen bezoekers per jaar, aan wie het in het park is toegestaan zich buiten wegen en paden te begeven, behalve in een aantal rustgebieden voor het grofwild (in totaal ruim 5% van de beschikbare oppervlakte). Opgemerkt moet echter worden, dat het publiek in wat moeilijker begaanbare of minder overzichtelijke gebieden vrij weinig de wegen en paden verlaat. De meeste bezoekers zijn te vinden in of bij concentratiepunten, zoals het Kröller-Müller-Museum met beeldenpark, het restaurant ’De Koperen Kop’, het bezoekerscentrum ’De Aanschouw’ en het z.g. observatiepark.