In 1969 werd het broedbestand van de Kluut in Nederland geschat op ca 4200 paar (Tjallingii 1970). Van deze ca 4200 paar kwamen jaarlijks 1800 paar in Zuidwest-Nederland tot broeden. In de periode 1969-1974 heeft Zuidwest-Nederland, landschappelijk gezien, ingrijpende veranderingen moeten ondergaan als gevolg van de Delta- en Rijn/ Scheldewerken. Voor de Kluut blijken grote veranderingen in het landschap vaak funeste gevolgen te hebben op het broedbestand. Plaatsen waar enkele decennia geleden nog grote aantallen Kluten voorkwamen, en waar de soort thans vrijwel verdwenen is, zijn: Ventjagersplaten en Brielse Gat (door uitbanning van getij), de Beer en het Sloegebied (industrievestigingen) en de Scheelhoek en de Braakman (toename van vegetatie).