Zoals bekend ruien eenden al hun slagpennen tegelijk. Zij kunnen dan gedurende 3-4 weken niet vliegen, hetgeen hen uiteraard ten opzichte van hun belagers kwetsbaarder maakt. Dit risico weten zij echter te verkleinen door zich terug te trekken in moerasgebieden, waar de vegetatie beschutting biedt. Zij leiden dan een verborgen bestaan. De zwemeenden – Wilde Eend, Slobeend, Krakeend, Pijlstaart, Smient en de beide talingen zoeken hun voedsel in de ruitijd in ondiep water in het moeras. De vleugelrui valt in hoofdzaak in de warme zomermaanden juni-september. Ook de ralachtigen ruien alle slagpennen tegelijk, maar dit leidt minder tot verandering in het habitat: de meeste soorten leven het gehele jaar in dichte moerasvegetatie. De Meerkoet kan al duikend een belager ontkomen. Nu was tot voor kort het bestuderen van ruieenden een interessante en plezierige bezigheid. De afsluiting van het Haringvliet, waardoor eb en vloed in de Biesbosch werden uitgebannen, zou uiteraard voor de ruieenden niet zonder gevolgen zijn. Een poging om hierover iets te voorspellen heb ik gewaagd (Lebret 1971), maar dat het botulisme hier ook een factor van betekenis zou worden, heb ik niet voorzien. Het stuk van Haagsma (1974) maakt overduidelijk, dat er verband moet bestaan, want juist in ondiep water (tot ongeveer 25 cm) treedt het botulisme op, terwijl stagnatie of onvoldoende doorstroming eveneens een ongunstige uitwerking hebben.