Bij een bezoek aan de vissershaven van IJmuiden op een ochtend tijdens een werkdag kan men zijn ogen uitkijken naar het grote aantal meeuwen dat profiteert van de vele tonnen visafval die daar door de verwerking (schoonmaken, fileren e.d.) van de vis ontstaan. Zilvermeeuwen, Grote Mantelmeeuwen en Kokmeeuwen in alle kleedfasen schrokken brutaal vele brokken naar binnen. In de hoop daar weer eens een Grote Burgemeester aan te treffen liepen we op 18 februari 1975 tussen de vislossers (kaairidders) langs de vishal nauwlettend de meeuwenmeute gade te slaan. Het was een hele verrassing toen we tussen de meeuwen op het dak van de vishal een soort ’Moby Dick’-meeuw zagen zitten. Toen we naderden vloog hij eerst met vrij snelle wiekslagen weg. Door zijn iets kleiner postuur, zijn langere, vrij smalle vleugels en zijn kortere poten in vergelijking met de Zilvermeeuwen kon het niets anders zijn dan de Kleine Burgemeester. Al gauw streek hij weer wat apart van de andere meeuwen neer, waarbij we hem op de plaat konden vastleggen. Het viel ons op dat al zijn gedragingen wat schuwer waren dan die van de overige meeuwen, terwijl hij gedwongen werd zich wat af te zonderen, want als hij te dicht bij een grotere Mantel- of Zilvermeeuw neerstreek pikten deze naar hem tot hij weer wegvloog. Zo verdween hij ook weer spoedig en hij verdween zelfs bijna uit het gezicht om in het Noordzeekanaal wat te gaan drijven. Zelfs op grote afstand bleef zijn witte kleed opvallend. We dachten dat het buitenkansje, zo’n meeuw eens goed te zien en te fotograferen, voorbij was maar tot onze verbazing zagen we vanuit de haven een tweede, iets roomgeliger exemplaar aan komen vliegen, die zich op de bakken met visresten tussen de andere meeuwen mengde om ingewanden, graten en koppen van de gefileerde vis te bemachtigen.