De reis had tot doel het deelnemen aan het 16e Internationale Ornithologische Congres van 12—18 augustus 1974, het Symposium over handel in levende vogels op 18 augustus en het Wereldcongres van de International Council for Bird Preservation van 19—26 augustus. Deze congressen vonden plaats in de hoofdstad van Australië, Canberra, Aan de vergaderingen ging een excursie vooraf, die vanaf Melbourne door interessante biotopen van Victoria en New South Wales leidde naar Canberra (dat in de aboriginal taal vergaderplaats betekent). Omdat het Ornithologische Congres in verschillende symposia veel aandacht besteedde aan de oorsprong van de avifauna van Australië en aan de broedbiologie en trekbewegingen van vogels op het zuidelijk halfrond, is het boeiend om de eigen ervaringen van de excursies met het gehoorde tijdens de lezingen te vervlechten tot een korte karakteristiek van de Australische avifauna. Hoewel Australië vroeger Nieuw Holland werd genoemd (vele speciesnamen luiden Novaehollandiae) en ook wel als nieuwste wereld werd aangeduid vanwege de late ontdekking, kan het ook als oudste werelddeel worden beschouwd. Het is namelijk het langst geïsoleerd gebleven van de andere werelddelen waardoor een aparte flora en fauna konden ontstaan. Het land heeft evenveel inwoners als Nederland maar is 220 keer zo groot, met een kustlijn van 20.000 km. Een derde deel van het land heeft een woestijnklimaat (minder dan 250 mm regen per jaar), een ander derde deel heeft een steppeklimaat. De nattere klimaatzones liggen vooral aan de oostrand van het continent. Omdat dit zich uitstrekt van 10°—40° zuiderbreedte, bevindt zich hier een scala van biotopen variërend van tropische regenwouden met paradijsvogels in het noorden van Queensland tot het natte eucalyptusbos in New South Wales en Victoria met liervogels. In dit oostelijk deel heeft zich de meeste landbouw en een belangrijk deel van de bevolking geconcentreerd. Er is hier dus ook het meest ontgonnen.