Sinds jaar en dag is de Meerkoet een vogelsoort geweest die weinig in de belangstelling stond. In deze situatie is de laatste jaren een duidelijke verandering gekomen omdat de soort zich plaatselijk als schadelijk manifesteerde. De schade aan koolgewassen in Noord-Holland waarbij Meerkoeten massaal werden afgeschoten —, is hiervan een duidelijk voorbeeld. (Vogelwerkgroep Noordh. Noorderkwart. 1974). Het ziet er echter naar uit dat schade aan koolgewassen tot de uitzonderingen behoort, dit in tegenstelling tot de schade die zou worden aangericht aan graslanden. Vooral in de IJsseluiterwaarden tussen Deventer en Zwolle kan men spreken van een meerkoetenprobleem, maar het is aannemelijk te veronderstellen dat dergelijke verschijnselen zich ook elders in het land voordoen. Aangezien mij daarover nog weinig gegevens bekend zijn, wil ik mij beperken tot de situatie zoals die werd aangetroffen in de uiterwaarden ten oosten van de IJssel tussen Deventer en Zwolle.