Het is opvallend dat kuikens die door hun ouders mee naar het wad worden genomen in de meeste jaren slechts een geringe kans hebben om tot volwassen grootte op te groeien. Het zijn bij ons vooral Kluut, Berg- en Eidereend, die dit verschijnsel vertonen. Bij de Eidereend levert in gunstige jaren hoogstens 30%, maar in de veelvuldig voorkomende minder gunstige jaren slechts enkele procenten van de uitgekomen eieren een volgroeide vogel op (Swennen 1972). Hierbij moet echter worden opgemerkt dat ook bij andere vogelsoorten elders het opgroeisucces niet zo groot is als men doorgaans aanneemt. Ongeveer 15 jaar geleden werd door de tweede auteur reeds een poging gedaan de oorzaken van de kuikenmortaliteit op het wad op te sporen. Door de toen optredende abnormaal grote sterfte van volwassen Eidereenden (Swennen &Van den. Broek 1960; Swennen & Spaans 1970, Koeman 1971, Swennen 1972) raakte het onderwerp van de kuikensterfte tijdetijk wat op de achtergrond.