Elk dier heeft zijn specifieke positie in de totaliteit van de natuur. Was deze stelling onjuist dan had geen levend wezen zich in het evolutie-schema tot op de dag van vandaag kunnen handhaven. Dat zo vele soorten deze toets hebben kunnen doorstaan, zich aangepast hebben aan veranderende omstandigheden en nog een adequate verschijningsvorm vertonen, die nog dienstig is in ons momentele natuurpatroon, berust op verscheidene factoren. Een van de belangrijkste facetten daarbij is beslist de natuurlijke schuwheid, want hiermee kan het dier zich handhaven op de plaats, die voor hem in de natuur is gesitueerd. Het algemeen bekende ’struggle for life’, dat nog steeds onverminderd geldt, berust voornamelijk op deze aangeboren schuwheid! De voortdurende strijd tussen prooi en predator wordt beslecht door deze eigenschap! Een prooidier mag dan zelfs op een of andere manier gehandicapt zijn in lichamelijke conditie, als zijn opmerkzaamheid, zijn reactievermogen en schuwheid ruim voldoende zijn dan weet het zich vaak bewonderenswaardig lang – soms met gebruikmaking van camouflagemiddelen – tegenover zijn belagers staande te houden. In tegenstelling daarmee: zijn mobiliteit kan nog zo perfekt zijn, als het als prooidier niet vroegtijdig geattendeerd wordt op de nabijheid of nadering van zijn vijand dan delft het beslist het onderspit. Veel mensen zijn nog niet overtuigd van het feit, dat een stootvogel slechts dié prooi slaat, die hem te laat opmerkt of dát exemplaar uit een foeragerend troepje uitpikt, dat te veel onachtzaamheid riskeert. Het gaat in deze werkelijk niet over fysische factoren als vliegvaardigheid, maar veeleer maken psychische eigenschappen, (die ook erfelijk zijn) een dier onvolwaardig, waardoor het als individu uitgeschakeld dient te worden. Hierop stoelt juist de grote regulerende waarde van de stootvogel en elke predator. Voor wie ooit de jachtmethode van bijvoorbeeld een Sperwer heeft gezien, die tussen een troep Huismussen slaat, is dat zonder meer duidelijk. Die mus, die niet bijtijds de vijand heeft zien naderen en niet acuut een veilig heenkomen gezocht heeft in dicht struikgewas of een ondoordringbare haag, valt ten slachtoffer. Of als zij op het laatste moment geobsedeerd of zelfs van schrik verlamd wordt, waardoor het vluchten ten enenmale onmogelijk gemaakt wordt, bij dat dier schort iets aan haar of zijn psychische vermogens. Dergelijke dieren dienen drastisch uitgesloten te worden voor de voorplanting, wil de soort zuiver en optimaal gezond blijven!