In Zwitserland werd in 1955 door dr. Ernst Sutter en leerlingen begonnen met de systematische studie van vogeltrek met behulp van radar. Analyse van radarfilms resulteerden in een reeks van artikelen die een heel nieuw beeld gaven van de patronen van vogeltrek boven het centraal-Zwitserse bergland. Er werd voornamelijk gebruik gemaakt van de rondzoekradar van vliegveld Kloten bij Zürich. Sedert 1966 wordt ook doelvolgradar ingeschakeld bij de studies. Het gaat hierbij om een type dat wordt gebruikt bij de besturing van luchtafweergeschut de zgn. ’vuurleidingsradar’. Dit type radar zendt, in tegenstelling tot rondzoekradar, een zeer nauwe bundel radiogolven uit die het mogelijk maakt alle 3 ruimtelijke coördinaten van een vliegend object vast te stellen uit de afstand radar object en breedtehoek en hoogtehoek van de antenne. Dank zij het grote oplossend vermogen van zulke apparatuur kan exact worden uitgeteld hoeveel vogels in elk hoogtebereik door de bundel vliegen. Bovendien kan elk object apart worden gevolgd middels computerbesturing van de volgantenne. Dank zij de continue meting van de positie van het gevolgde object is het mogelijk tijdens het volgen volautomatisch het vluchtpad te laten uitschrijven. De variaties in de sterkte van de echo van losse vogels leveren gegevens op die het mogelijk maken te bepalen tot welke categorie, soms zelfs tot welke soort, een vogel behoort. Ten opzichte van de rondzoekradar heeft de doelvolgradar het nadeel dat de bundel zeer smal is waardoor slechts een kleine ruimte kan worden afgetast. Door een snelle scan-beweging in een bepaald vlak kan het ’vangoppervlak’ worden vergroot.