Om op deze vraag een antwoord te kunnen geven, werden op het Vogeltrekstation ongeveer 15.000 terugmeldingen doorgenomen van enkele tussen 1911 en 1974 geringde vogelsoorten. Daar het niet mogelijk is alle soorten trekvogels in één tabel op te nemen, werden van zoveel mogelijk groepen kenmerkende soorten gekozen. Zo vertegenwoordigt bijvoorbeeld de Zanglijster alle ‘grote’ lijsterachtigen. De kleine lijsterachtigen (Tapuit, roodstaarten, Roodbotst. Nachtegaal en dergelijke), de zangers (karekieten, rietzangers, Tjiftjaf, Spotvogel, Grasmus en dergelijke) en de stootvogels (alle dagroofvogels met uitzondering van de Torenvalk) werden als groep onderzocht, omdat het aantal terugmeldingen per soort te klein is voor een goede vergelijking per land. Onderzocht werden de vindomstandigheden van de teruggemelde vogels, bijvoorbeeld: verkeersslachtoffer, geschoten, gevonden, gedood enz. Terugmeldingen, waarvan de vindomstandigheden onbekend of onzeker waren, werden niet opgenomen. De resterende terugmeldingen werden verdeeld in twee groepen: 1. Geschoten, gedood of gevangen; of, in het algemeen: door de mens met opzet aan de populatie onttrokken. 2. Dood of levend gevonden, op allerlei manieren verongelukt, gevangen en weer vrijgelaten, maar niet met opzet aan de populatie onttrokken.