Nu we ons 4-jarig bestaan herdenken, hebben de activiteiten van ons centrum zich inmiddels als een sneeuwbal-effect ontwikkeld. Aanvankelijk op bescheiden schaal met een werkgroep begonnen om hulp te kunnen bieden bij olierampen, waarbij al gauw honderden vogels in nood komen te verkeren, werden we al spoedig geconfronteerd met allerlei andere facetten van het vogelleven en van de vogelbescherming. Om financiële redenen werden we daardoor genoodzaakt om van onze werkgroep een stichting te maken, die tevens ook meer stabiliteit kon verzekeren. Niet in het minst diende zich in het begin het stootvogelprobleem aan, vooral toen de DDT-preparaten in land- en tuinbouw nog niet verboden waren, waardoor deze vogelgroep meer dan welke andere geleden heeft en een populatiedaling bereikte, zoals zij in de geschiedenis nog niet gekend had. Bovendien kwamen we veelvuldig in aanraking met verweesde dieren uit deze categorie die, met welke motieven dan ook, uit hun horsten ’gestroopt’ waren en die niet zonder meer in de vrije natuur konden worden teruggebracht, omdat zij ondertussen voor een aanmerkelijk deel ’gedomesticeerd’ waren. Daarnaast dreigt het nog steeds meer een soort status-symbool te worden uit een verwerpelijk hobby-isme om stootvogels als ’huisdieren’ te gaan houden. Als deze dan door de gerechtelijke macht vanzelfsprekend in beslag genomen en bij ons gedeponeerd werden, moesten wij weer trachten deze ’misvormde’ vogels voor hun onmisbare regulerende taak in de natuur klaar te maken. Uiteraard was dat voor ons een nieuw probleem, want effectieve revalidatie van dit soort slachtoffers was voor ons een onvoorzien perspectief geweest.