Op de laatste vergadering van het Contactorgaan voor Vogelstudie van de KNNV (december 1975) werd er nog eens de aandacht op gevestigd dat er in Nederland zeer veel organisaties zijn die zich met vogels bezighouden. Veel van die organisaties werken soms, zonder het van elkaar te weten, aan de zelfde problemen. Aan het bestuur van het Contactorgaan werd gevraagd of zij verbetering in deze situatie zou kunnen brengen door over de informatie over de activiteiten van alle organisaties, die zich met vogels bezighouden, te verstrekken. Tevens door te streven naar een goede coördinatie van deze activiteiten. Dit zou moeten kunnen leiden tot een beter gebruik van het ’leger’ vogelliefhebbers bij de bestudering en bescherming van de Nederlandse vogels. Ook zou een betere coördinatie van de activiteiten gepaard moeten gaan met goede informatie aan alle individuele vogelliefhebbers. Om na te gaan wat er gedaan zou kunnen worden aan het onbekend zijn met eikaars activiteiten en het vergroten van de coördinatie werd op deze vergadering een commissie ingesteld. Deze commissie wordt gevormd door de heren S. Braaksma, J. B. Buker, D. A. Jonkers, A. M. G. van den Kieboom, C. Maatgens, C. W. Stam, J. Steenman en J. Taapken. In eerste instantie heeft de commissie zich beziggehouden met een korte enquête onder alle haar bekende organisaties, die zich ook maar enigszins op vogels richten, om te weten te komen waaruit hun vogelwerk bestaat. De Coördinatie-commissie heeft een rapport samengesteld waarin een zo volledig mogelijk overzicht is gegeven van alle groepen, verenigingen en instellingen die zich op enigerlei wijze met vogels bezighouden. Het is verdeeld in landelijke en provinciale overheidsinstellingen, universiteitsinstellingen, landelijke en regionale particuliere organisaties, landschapsstichtingen, stichtingen provinciale gezondheidsdiensten voor dieren, avifaunacommissies, Wadden- en IJsselmeerorganisaties, locale particuliere verenigingen per provincie uitgesplitst. Bij elke organisatie is vermeld of zij zich bezighouden met veldwerk, biotoopbescherming, vogelbescherming, andere vogelstudies, studies naar sterfteoorzaken en/of publicaties. Deze aanduidingen zijn weer onderverdeeld in respectievelijk 6, 8, 8, 7, 4 en 4 onderwerpen. Hierdoor bevat het rapport onnoemelijk veel informatie in een kort bestek.