De algemene milieuvervuiling dringt het leefgebied van de Waterspreeuw sterk terug. Daarom is het des te frappanter, dat juist midden in het Roergebied een kleine beek, dicht bij de stad Essen, een ideaal biotoop van deze vogelsoort blijkt te zijn. Als standvogel verlaat de Waterspreeuw alleen op zeer strenge, koude, winterse dagen zijn woongebied. Gedurende deze periode zoeken zij vaak watermolens of watervalletjes op, die dan nog een open jachtgebied kunnen bieden. Op de winterverblijfplaats kan men met een beetje geluk de zang van het mannetje horen, die gewoonlijk door het ruisen van het water overstemd wordt. Mijn eerste waarnemingen van de balts kon ik soms al in februari noteren, veel vaker echter in maart/april. De overigens zeer individueel levende Waterspreeuwen ontmoeten elkaar echter gedurende die periode in het broedterrein. Dan zingt ook het wijfje. De zang lijkt wel op dat van de Bosrietzanger. De nestplaats wordt door het mannetje uitgezocht. Door middel van snorrende, opgewonden vluchten naar de uitgekozen plek en draaiende bewegingen met zangstrophen lokt het mannetje net zo lang, totdat het wijfje bereid is, de voorgestelde broedplaats te bezichtigen. Daarna wordt er met de bouw van het nest begonnen.