Nu de meeste broedvogellijsten over 1976 binnen zijn, blijkt dat er in het afgelopen seizoen weer hard gewerkt is aan het Ornithologisch Atlasproject. De resultaten zijn er dan ook naar. Er werden ten minste 1000 blokken geheel of gedeeltelijk onderzocht. In totaal konden 184 soorten worden gecodeerd als mogelijk, waarschijnlijk of zeker broedend. Daaronder zijn een aantal zeldzaamheden zoals Kwak (code D), Witoogeend (C), Rode Wouw (C), Rode Patrijs (D), Klein Waterhoen (C), Kleinst Waterhoen (C), Bonte Strandloper (C), Steltkluut (D), Griel (B), Zwartkopmeeuw (D), Ruigpootuil (C), Middelste Bonte Specht (C), Raaf (D), Taigaboomkruiper (D), Rouwkwikstaart (D), Klapekster (D), Sijs (D), Kruisbek (D), Keep (C), Cettis Zanger (D) en Waaierstaartrietzanger (C). De Grauwe Gans blijkt een regelmatige broedvogel te zijn van Friesland, Zuidelijk Flevoland en sinds kort ook Zeeland. Een andere nieuwkomer is de Kramsvogel. Deze soort, die van oudsher een wintergast is in Nederland, blijkt steeds later weg te trekken. Uit Drenthe wordt gemeld dat de Kramsvogel tot begin juni gezien wordt, terwijl ze vóór 1973 niet meer te vinden waren na half mei. Enkele paren kwamen er zelfs tot broeden. Meestal vliegen hun jongen uit in de maand juni.