Er wordt wel betoogd dat de jacht jaarlijks slechts een deel van de populatie van een wildsoort opeist, dat de jaarlijkse produktie van die populatie niet te boven gaat, in ieder geval niet te boven behoort te gaan. Men noemt dit ’oogsten’. Hieronder zal worden uiteengezet dat dit een ongewenste simplificatie is omdat de betrokken wildsoort daarbij als een op zich zelf staand gegeven wordt bekeken. Deze zienswijze doet m.i. onvoldoende recht wedervaren aan het feit dat iedere diersoort een plaats bekleedt in het ecosysteem. Onder ecosysteem wordt hier verstaan het geheel van betrekkingen tussen alle levende wezens planten en dieren en de niet levende natuur bodem, water en klimaat die een onscheidbaar, geïntegreerd functioneel geheel vormen (Westhoff 1970). ledere diersoort is door ontelbare betrekkingen met zijn omgeving verbonden. Deze betrekkingen zijn uiterst gecompliceerd en allesbehalve homogeen. Planten, dieren, klimaat en bodem zijn onontwarbaar met elkaar verbonden (Reid 1958). Men zou kunnen zeggen dat het ecosysteem doordat het bestaat uit een geheel van betrekkingen, meer is dan de som van de samenstellende onderdelen. Het ecosysteem is dus van hogere orde dan de som van de soorten. Het object van de natuurbescherming is dan ook het ecosysteem. Deze zienswijze werd reeds naar voren gebracht door Westhoff (1945) op het congres gewijd aan ’Keuze en beheer van natuurmonumenten’. Wanneer wij het begrip ’oogsten’ dat de soort geïsoleerd beschouwt, stellen tegenover de visie die het ecosysteem centraal stelt, dan springt de ongewenste simplificatie die schuilt in het begrip ’oogsten’ in het oog. Deze inleiding dient om de aandacht te vragen voor het werk van Reichholf (1973, 1974, 1975). Deze heeft onderzoek gedaan betreffende de biologische kringloop in de stuwmeren aan de benedenloop van de Inn. Hij heeft daarbij ook de invloed bestudeerd van de jacht op waterwild in relatie tot het ecosysteem. Zijn werk is in verschillende Duitse en Oostenrijkse tijdschriften verschenen. Naar mijn ervaring duurt het doordringen van denkbeelden uit een ander taalgebied dikwijs tamelijk lang. Daarom lijkt het mij nuttig er hier aandacht aan te besteden. Dit geldt te meer omdat het waterwild en hun leefgebieden, de ’wet lands’ momenteel terecht grote aandacht krijgen.