In tegenstelling tot 1976 was het nu geen lange hete zomer. Integendeel, regen en wind deden het vogelen soms een minder aangename bezigheid zijn. Uiteraard heeft het weer ook zijn invloed gehad op de broedresultaten. De weidevogels hadden dit jaar een redelijk succesvol broedseizoen (med. A.J. Beintema). In 1975 konden zich door het mooie voorjaar veel weidevogels vestigen, maar de broedresultaten waren toen slecht, omdat er zeer vroeg gehooid werd. In 1976 was het precies andersom; een lage vestigingsdichtheid maar per paar een groot aantal jongen, omdat er door de droogte laat gemaaid werd. In 1977 leken zowel vestigingsdichtheid als broedsucces tussen de waarden van 1976 en 1975 in te liggen. Het ontbreken van een strenge winter heeft het aantal Blauwe Reigers en IJsvogels weer wat doen toenemen ten opzichte van 1976. Ook de stootvogels namen weer toe, hoewel het broedsucces laag bleef in vergelijking tot de jaren-40 (med. R. Bijlsma). De achteruitgang van het Korhoen zette weer door. Bij de zangvogels leek het erop dat er dit jaar meer Grasmussen en Gekraagde Roodstaarten waren. Daar staat tegenover dat er minder Ooievaars, Zwarte Sterns, Lepelaars, Zomertalingen, Kemphanen en Geelgorzen tot broeden kwamen.