Ondanks een behoorlijk aantal waarnemingen van de Rode Wouw in Twente, tijdens alle jaargetijden, had niemand van de Twentse Vogelwerkgroep er een vermoeden van dat de vogel zich al zo spoedig in deze streek zou gaan vestigen. Alhoewel, in het najaar 1976 vertelde een lid van de werkgroep, de heer drs. P. Waardenburg, bioloog, tijdens een lezing, dat er een duidelijke uitbreiding viel waar te nemen van het broedgebied van de Rode Wouw in westelijke richting en dat het hem niets zou verbazen als er binnen enkele jaren een broedgeval van deze prachtige stootvogel in Nederland zou plaatsvinden. Temeer daar er vlak over de Duitse grens verschillende horsten ieder jaar bezet waren en er steeds nieuwe werden gevonden. Ik ben ervan overtuigd dat het beginstadium van ’ons’ broedgeval door verschillende mensen, onafhankelijk van elkaar, is opgemerkt. Hoe dan ook, ik ken geen andere datum dan de twintigste april 1977 waarop officieel werd vastgesteld dat de Rode Wouw broedend of ’eierleggend’ op het nest zat, door twee waarnemers namelijk de heer Waardenburg voornoemd en ondergetekende. Het was een verlaten horst waarin in 1976 geen vogel gebroed had en in de jaren ervoor eens een Buizerd, terwijl zelfs een Wespendief er een vergeefse poging tot nestelen had gedaan. De horst bevindt zich in een eik, enkele meters onder de top, op ongeveer vijftien meter hoogte.